Het passeerstation heeft een laag perron, zoals zovele bij de Rhätische Bahn en een houten gebouw met daarin van oudsher plaatskaartenverkoop, goederenloodsje en boven het woonhuis van de stationsbeambte. In de moderne tijd is daar niet veel meer van over: plaatskaarten koop je in de automaat buiten, de goederenloods is opslag voor allerhande spullen en er woont niemand meer in het stationsgebouw.

De goederoverslagsporen zijn gerangschikt volgens een standaard Inglenook ontwerp: 3 kopsporen met een uithaalspoor aan de andere kant en alle sporen hebben een aansluiting op het hoofdspoor van het station.

De onderste twee sporen worden gebruikt voor houtoverslag, containeroverslag van spoor op auto en terug en er is een zijlaadperron, vroeger voor veetransport, nu voor incidenteel transport. Het zijlaadperron verkeert in goede staat, dus zal nog wel gebruikt worden.
Het derde spoor gaat helemaal door tot een (groot) pand met daarin industrie met aan en afvoer per spoor. Het toeleidende spoor naar die industrie wordt vaak gebruikt om tijdelijk materieel op te stellen.
Het hele stationnetje ligt op een 'kunstmatig eiland' wat is gebouwd ten tijde van de aanleg van de spoorbaan. De heuvels aan de achterkant van het station eindigen abrupt in een vlakke plaat en aan de voorkant van het station ligt een vrij steile helling om weer op het natuurlijke talud uit te komen.

De Albula autoweg komt van links uit het dorpje Surava en gaat via een overweg aan de achterkant van het station omhoog verder de bergen in.